Sint-Martinusschool Zomergem

Kleuter-Lager onderswijs-ASO

Download de projectfiche (.pdf - 6.6mb)

De opvattingen van de school
bepalen hoe het gebouw zich indeelt

De studenten analyseren hoe verschillende onderwijssystemen verschillende accenten leggen. Door veranderende onderwijsprincipes legt het traditioneel onderwijs de klemtoon meer en meer op groepswerk, individuele ontplooiing en aandacht voor de leefomgeving buiten de school. De verschillende standpunten van de onderwijssystemen worden vertaald in een schema (fig.1).

Project 2 - zomergem

De studenten merkten hierbij op dat niet het onderwijssysteem, maar de opvattingen van de school zelf bepalen hoe het gebouw zich indeelt en hoe men omgaat met ruimtes en begrenzingen. Hieruit blijkt dat het traditionele onderwijs, waartoe ook de Sint-Martinusschool behoort, heel sterk met begrenzingen werkt, zowel binnen de school als naar de omgeving toe. De verschuiving van accenten binnen het onderwijs vraagt hierbij dat hun monofunctionele structuur aangepast wordt. Een schoolgebouw moet aansluiting vinden bij haar vernieuwde opvattingen, en beschikken over veel polyvalente en gevarieerde ruimte, zowel in binnen- als in buitenruimtes. Door het openstellen van de school naar de omgeving toe is krijgen de kinderen de kans een ruimere kijk op de wereld te ontwikkelen. Ook dit slaat op zowel binnen- als buitenruimtes. Een binnenruimte kan polyvalent zijn voor enerzijds de school, zoals een polyvalente gang of mediaruimte, maar ook voor de omgeving, zoals een sportzaal of een bibliotheek. Een buitenspeelruimte kan voorbij de klassieke vlakke speelplaats gaan, en een venster zijn op de wereld.

De belangrijkste stappen in een
duurzaam ontwerp worden
in de beginfase genomen

De studenten benadrukken dat het aspect duurzaamheid zo veel mogelijk meegenomen moet worden in het ontwerpproces. Duurzaam bouwen gaat veel verder dan installatietechnische criteria: reeds van bij de basis van het ontwerp moet men rekening houden met ruimtelijke ontwerpcriteria en bouwtechnische criteria. Het onderzoek beoordeelt de ruimtelijke ontwerpcriteria op brede schaal naar hun duurzaamheid. Op grote ruimtelijke schaal is dit het belang van een locatie, zoals het verschil tussen wonen in een kern of het platteland (verplaatsingen, infrastructuur,..), en van de aanwezige infrastructuur en de potenties van de omgeving. Op schaal van het gebouw speelt het maximaal bruikbaar wonen zoals logisch, functioneel en flexibel bouwen een rol naar duurzaamheid.

Project 2 - zomergemEen goede oriëntatie, zonering en compartimentering van het gebouw schenken extra zonnewinsten. Compact bouwen –door beperkte volumes, aanwezigheid van gemene muren en isolatie- beperken daarnaast de energielast. De energielast wordt hierbij uitgedrukt door het K-peil, als een kwantificering van de energieverliezen. Hoe lager dit getal, hoe minder energieverliezen (fig.2). De duurzame ruimtelijke ontwerpcriteria worden daarbij getoetst aan de specifieke schoolsite.

De bereikbaarheid van de school met auto, bus en fiets wordt onderzocht alsook de mogelijkheid tot hergebruik van de bestaande schoolinfrastructuur en hoe de bestaande troeven zoals het open en groen karakter van de site kunnen versterkt worden. De school wordt bekeken als een schakel bij de andere groene, openbare zones van de gemeente. Toekomstscenario’s met een andere invulling van de schoolsite worden in het achterhoofd gehouden.

De relevantie van het compact bouwen wordt getoetst aan de huidige K-peilen van de schoolgebouwen van het kleuteronderwijs en het lager onderwijs. Deze gebouwen zijn verouderd, breed uitgesmeerd, en hebben grotendeels slechts een gelijkvloerse verdieping, waardoor ze een hoge –verlieslatende- energielast hebben. De geschatte energieverliezen, weergegeven in het K-peil, zijn niet meer in verhouding met de huidige normen. Voor het kleuterblok is het K-peil 213 en voor het gebouw van het lager onderwijs 171, terwijl het WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) voor schoolgebouwen een maximumwaarde van 45 oplegt.